Kees Ambagts Versus Roger Raveel
Ze ging het tuintje binnen, kwam er weer uit en zei: “Het doet me aan
iemand denken…”
- Kees Ambagts I
- Roger Raveel
Kees Ambagts, achtertuin, 1982
Mijn vader had een schilderij gemaakt van zijn achtertuin. Daar was hij gaan zitten met verf, penselen en doek en schilderde de muur, de regenton, het afdakje, tot hij tevreden was. Ik heb later dat doek van hem gekregen en in mijn huis gehangen. Bij de verhuizing heb ik het meegenomen en weer opgehangen. Dat gebeurde nog wel eens een keer. Het heeft ook een tijd in de kast gestaan, maar nu hangt
het weer op.
In de loop van de jaren zijn er allerlei schilderijen bijgekomen. “Van eigenlijk veel echtere kunstenaars,” dacht ik lange tijd. Aan de muur hangt werk van Branka Pero, Rik de Ridder, Kate van der Kolm. Vader hangt daar met zijn tuintje tussen.
En toen kwam Hanneke van der Werf op bezoek. Ze ging het tuintje binnen, kwam er weer uit en zei: “Het doet me aan iemand denken, een Belg.
Hoe heet die ook alweer? Iemand die ook de dingen zo naast elkaar kon zetten, zodat ze op zichzelf staan. Dat je eigenlijk niet weet of het een abstract vlak is dat je ziet, of toch een witte muur.”
Dat was de eerste kunsttheoretische verhandeling die ik over het werk van mijn vader hoorde. Twee dagen later zat ik te lezen en te kijken in het boek: Roger Raveel, Roland Jooris e.a., Venlo 1981.
Roger Raveel, mijn tuin, 1962
Roger Raveel trouwde in 1948 met Zulma de Nijs en ging in zijn ouderlijk huis wonen in Machelen. Hij liet zijn vrouw begaan in hun likeurwinkeltje en schilderde bij gebrek aan beter op de achterkant van overgeschoten rollen behangselpapier. Ze hadden het niet
breed in die jaren.
Voor Raveel is schilderen een middel om het leven om zich heen beter te begrijpen. Hij maakt geen onderscheid tussen schilderachtig en niet
schilderachtig. Alles is waard om geschilderd te worden, zowel de boom als de paal, zowel de bakstenen muur als de betonnen muur. Hij schilderde dus, zoals hij zelf zei:” ..dat fietskarretje, die theepot, betonnen muurtjes, enzovoort.”
Heel het denken van Raveel is uit het direct en onbevangen waarnemen van de werkelijkheid gegroeid.
Ontleend aan: Roger Raveel, Roland Jooris e.a.,
Venlo 1981
Roger Raveel, vader op fietstocht, 1972
Het is frappant over Raveel te lezen naar aanleiding van een schilderij van mijn vader, die heel wat vlaamse invloeden heeft gekend. Ze waren tijdgenoten. Mijn vader trok ook in het huis van zijn ouders.
De schilderswinkel werd meestal beredderd door mijn moeder, Riet Havermans, met wie hij in 1950 trouwde. En het behangselpapier? Daar tekenden wij, zijn kinderen, op, dat wil zeggen op de resten. Hij was als
huisschilder in de weer om kozijnen en deuren te schilderen, plafonds te witten, kamers te behangen.Die achtertuin heeft mijn vader dus twee keer geschilderd. De witte muur, de regenton, het afdakje, dat heeft hij allemaal met de kwast wit, groen en zwart gemaakt voordat hij het met penseel op het doek bracht.